Instellingen

Hier kunt u de vaktitel, vakcode en punten bewerken.

Hier kunt u de verschillende functies voor het vak selecteren. Schakel het selectievakje in om een functie in te schakelen en verwijder het vinkje om het uit te schakelen. Onder deze kop kunt u met de vervolgkeuzelijst ook een nieuwe startpagina voor het vak kiezen. Naast de standaardstartpagina kunt u een element in het vak kiezen als startpagina, zoals een map, afbeelding of notitie. Hier volgen de meestgebruikte functies:

Weergeven Links	Hiermee schakelt u de functie voor links in. De URL voor de links wordt in de structuurweergave weergegeven samen met de andere leselementen.
Weergeven Status en follow-up	Status en follow-up omvat een beoordelingsrecord en opties voor het bewaken van presentie en gedrag.
Gebruiken Presentierapportage	Gebruik het krachtige ingebouwde systeem voor het bijhouden van presentie in itslearning als u de presentie van de deelnemers aan het vak wilt bijhouden.
Weergeven Deelnemers	Schakel dit selectievakje in als u ook een lijst met deelnemers zichtbaar wilt maken voor de deelnemers. Als u deze optie uitschakelt, wordt de link Deelnemers uit de navigatiestructuur verwijderd. Deze blijft echter zichtbaar voor de docenten.
Gebruiken Agenda	Koppel activiteiten aan het vak wilt koppelen met behulp van de agenda.
Beoordelingsrecord gebruiken	Schakel dit selectievakje in als u een beoordelingsrecord voor een vak wilt gebruiken.
Weergeven Mededelingenbord	Neem een mededelingenbord op als onderdeel van de vakpagina. Voorbeeld van een mededeling voor een vak:
Portfoliobeoordeling	Schakel dit selectievakje in als u portfoliobeoordeling wilt gebruiken in het vak.
Gebruiken Bestanden in vak	Gebruik een afzonderlijke bestandsruimte voor een vak. De vakbestanden lijken op Uw webbestanden, maar dit materiaal kan worden geopend vanuit de Instellingen van het vak.
Leerdoelen	Gebruik leerdoelen voor opdrachten, toetsen, enquêtes, reeksen met uitleg en procesgeoriënteerde documenten.
Studiewijzer	Schakel dit selectievakje in als u studiewijzers wilt gebruiken voor het vak.

Onder deze kop kunt u rechten beheren voor bijvoorbeeld afmeldingen, AICC-communicatie en registratie.

1. Geef een vak op.
2. Klik op Instellingen in de structuurweergave.
3. Klik op Beoordelingsinstellingen.
4. Klik op Maken.
5. Voer een titel in voor de beoordelingsschaal.
6. In de vervolgkeuzelijst Totalen kunt u kiezen voor Aangeraden wanneer u een schaal met een verdeling van bijvoorbeeld 1 tot 10 gebruikt. Met deze optie wordt in een samenvatting het gemiddelde cijfer berekend, bijvoorbeeld een 7.Gemiddelde of Aangeraden wanneer u een niet-numerieke schaal gebruikt, zoals 'Zeer goed', 'Goed' en 'Slecht'. Met deze optie worden in een samenvatting de beoordelingen geteld in plaats van een gemiddelde te berekenen. Voorbeeld: 'Zeer goed: 3 deelnemers', 'Goed: 8 deelnemers' enzovoort.Aantal
7. Schakel Percentages automatisch berekenen in als u wilt dat itslearning de percentages van de resultaten automatisch berekent wanneer een deelnemer een element invoert. Als een deelnemer bijvoorbeeld een toets met 20 vragen heeft gemaakt en 15 vragen goed heeft beantwoord, berekent itslearning automatisch het percentage.
8. Als de schaal voor een bepaalde toets mag worden gewijzigd, schakelt u het selectievakje bij Percentages kunnen worden gewijzigd wanneer deze worden gebruikt bij toetsen in. Dit wordt niet aanbevolen als de beoordeling veel rijen bevat.
9. Geef de titel van de hoogste score op in de eerste beoordelingsrij. Ga zo verder totdat u alle scores hebt opgegeven. Klik op Nieuwe rij toevoegen als u meer rijen nodig hebt.
10. Klik op Opslaan om de beoordelingsschaal op te slaan.

Tip: u kunt de verschillende beoordelingsrijen omhoog en omlaag verplaatsen door het selectievakje voor de titel in te schakelen en de knoppen Omhoog verplaatsen en Omlaag verplaatsen te gebruiken.

1. Geef een vak op.
2. Klik op Instellingen in de structuurweergave.
3. Klik op Beoordelingsschalen beheren.
4. Schakel het selectievakje in voor de beoordelingsschalen die u wilt verwijderen.
5. Klik op Verwijderen.

1. Geef een vak op.
2. Klik op Instellingen in de structuurweergave.
3. Klik op Inleverstatussen beheren.
4. Klik op Maken.
5. Geef een titel en een beschrijving (optioneel) op voor de inleverstatus.
6. Geef een titel op in de eerste rij, bijvoorbeeld 'Niet ingeleverd'.
7. Schakel het selectievakje in bij 'Niet ingeleverd' of 'Ingeleverd' om aan te geven of de status moet worden weergegeven respectievelijk voordat of nadat de opdracht is ingeleverd. Als de opdracht kan worden bewerkt wanneer deze status actief is, schakelt u het selectievakje bij 'Bewerken' in. Als de opdracht wordt voltooid terwijl deze status actief is, schakelt u het selectievakje bij 'Voltooid' in. Schermafbeelding van de standaardinstelling voor de inleverstatus Herhaal stap 5 en 6 totdat u klaar bent. Klik op Nieuwe rij toevoegen als u meer rijen nodig hebt.
8. Klik op Opslaan om de inleverstatus op te slaan.

1. Geef een vak op.
2. Klik op Instellingen in de structuurweergave.
3. Klik op Inleverstatussen beheren.
4. Schakel het selectievakje in voor de inleverstatussen die u wilt verwijderen.
5. Klik op Verwijderen.